Het Buitenland (column)
Peter Commandeur is huurrechtjurist en schrijft columns voor de OpNieuw, een blad voor de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt. Deze columns geven een inkijkje in zijn dagelijkse praktijk, waarin de vele facetten van het huurrecht en de gekte op de woningmarkt beschreven worden.
Het was in de afgelopen maanden moeilijk om naar het buitenland te gaan. Voor degenen die zulke uitstapjes hebben gemist, heb ik hieronder een aantal gevallen beschreven waarin buitenlandse gewoontes of opvattingen geconfronteerd worden met een soms erg Nederlands huurrecht.
Kort geleden had ik een geval van “woningdelen”. Sinds 1 januari 2017 vindt de gemeente dat een verhuurder een vergunning moet hebben als hij een woning wil verhuren aan meer dan twee volwassen, die geen familie van elkaar zijn. Meestal gaat het om jongeren die met elkaar op één woning samenwonen, omdat ze alleen geen woning kunnen betalen. Volgens de gemeente wordt er dan een zelfstandige woning omgezet in onzelfstandige woningen en kamers. Zelfstandige woningen zijn schaars, zodat de gemeente dat niet te vaak wil toestaan. Een vergunning wordt alleen onder voorwaarden afgegeven en er zijn tegenwoordig quota per buurt voor het maximum aantal vergunningen dat afgegeven mag worden. Ik kreeg te maken met twee Egyptenaren en twee Oostafrikanen die met elkaar een woning deelden. Maar zij hadden hun vier bedden in één van de kamers geplaatst. Dat vonden ze gezellig. Het maakte op mij niet alleen een nogal onnederlandse indruk, maar het riep ook de vraag op of je nog wel kon spreken van vier bewoners van vier onzelfstandige woningen. Als de bewoners de slaapkamer met elkaar delen en degene van wie die kamer is overdag bij de anderen zit of in de gemeenschappelijke woonkamer, dan is de woning toch eigenlijk nog steeds als één zelfstandige woning in gebruik en is een vergunning niet nodig. Het was duidelijk niet iets waar de gemeente aan had gedacht toen ze de regelgeving over het woningdelen opstelde. De verhuurder had niettemin wel een boete van €12.000 opgelegd gekregen. Er is bezwaar ingediend.
Een heel ander geval ging over een huurachterstand. Volgens de twee huurders was er veel achterstallig onderhoud en daarom hadden ze de huur verlaagd. Het waren expats die een forse huur betaalden. De huurcommissie is dan niet bevoegd, en het is wel mogelijk om zelf de huur te verlagen, maar als de verhuurder er niet mee instemt, kan hij vorderen dat een rechter zich over de zaak uitlaat. Dat was in deze zaak gebeurd. Volgens de verhuurder werkten de huurders niet mee met de herstelwerkzaamheden. Ik vroeg ze daarnaar en ze zeiden dat ze alleen werklieden in de woning wilden toelaten, als ze zelf niet aan het werk waren, dat wil zeggen in de middag van half één tot half twee of na vier uur, en in het weekend. Ze vonden dat geheel vanzelfsprekend. Maar het ging om lekkages. Daar moet vaak uren aan gewerkt worden. Dan kan je niet één uur per dag toestaan. En bouwvakkers werken altijd tot vier uur. Het waren Engelstalige buitenlanders, en ik had de sterke indruk dat ze daardoor ver afstonden van wat voor mij, en helaas voor hen ook voor rechters, geheel vanzelfsprekend zou zijn. Ik denk dat het best moeilijk kan zijn om in een vreemd land te wonen, waar onverwachts heel andere dingen vanzelfsprekend zijn dan wat je zou denken: ineens heb je geen zaak meer.
Al weer een aantal maanden geleden, voor de coronatijd, had ik een Poolse cliënt, die een paar maanden een vriend bij hem had laten inwonen, ook uit Polen. Die probeerde hier werk te vinden. De Poolse cliënt huurde bij een corporatie en die waren erachter gekomen. Ze vonden dat het onderhuur was: woonfraude. Dat zijn zaken die bij buitenlanders veel meer voorkomen dan bij Nederlanders. Als een Nederlander bezoek krijgt van familie of vrienden van buiten de stad, moeten die bijvoorbeeld een half uurtje reizen met de auto of de trein, of misschien een uur, maar zelden meer. Ze komen op de zondagmiddag, blijven gezellig eten en gaan ’s avonds weer terug. Maar als de familie uit Iran is overgekomen, blijven ze drie maanden, ook als ze hier geen werk willen vinden. Dat kan zeker problemen met de verhuurder opleveren. Het onderscheid tussen onderhuur en “normale” bezoeken is soms veel minder duidelijk dan men zou denken. De Poolse vriend was teruggegaan en we konden het sussen met de corporatie. Maar soms is het huurrecht heel erg Nederlands en lijkt het erop dat men zelfs volwassen kinderen in de huurwoning niet kan laten overnachten. Dat zijn verregaande inbreuken in de privacy en misschien kun je voor een dergelijk verbod een schadevergoeding krijgen. Maar niettemin is het meestal verstandiger om maar enige tijd minder bezoek te ontvangen.
Zoals gebruikelijk sluit ik af met een gedicht. Ik heb een gedicht van Ida Gerhardt gekozen, dat is geschilderd op de muur van een woning in Zuiderwoude. Het drukt in het verband van dit artikel uit dat het niet zozeer nodig is om naar een exotisch buitenland te gaan, als men de kracht en de impact van nieuwe dingen wil ervaren, maar dat men daartoe ook en misschien wel beter kan proberen om iets wat oud en vertrouwd is, te zien alsof dat voor het eerst is.
De Profundis
Hadden wij nimmer nog zwanen gezien,
zòuden wij hen op het water ontwaren
o, wij zouden van vreugde vervaren –
lachen en schreien misschien.
Hadden wij nimmer nog zwanen gezien,
vlogen zij òver met ruisende slagen,
o, wij zouden dit duister verjagen –
eindelijk bevrijd zijn misschien.
Peter Commandeur is huurrecht jurist. Deze column verscheen eerder in de OpNieuw (blad voor de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt)