Gemeenten krijgen meer invloed op corporaties
De Tweede Kamer heeft unaniem ingestemd met de novelle op de herziene Woningwet, waarin staat omschreven wat woningcorporaties wel en niet mogen en wie daar toezicht op houdt. Lokale bestuurders noemen het een goede basis voor afspraken tussen gemeenten, huurders en verhuurders.
De invloed van gemeenten op corporaties wordt groter door de prestatieafspraken die gemeenten en huurders met corporaties maken. Wethouders, huurders en corporaties bepalen voortaan per gemeente hoeveel de verhuurders moeten bouwen en renoveren. Huurders krijgen voor het eerst invloed op het beleid van woningcorporaties. Zo krijgen huurders instemmingsrecht bij een fusie en informatie over de financiën en investeringskracht van woningcorporaties.
Er komt één sterke onafhankelijke toezichthouder, de Autoriteit Woningcorporaties, waaronder zowel het financieel als het volkshuisvestelijk toezicht komt te vallen. Die wordt ingericht volgens het inspectiemodel, met de minister als eindverantwoordelijke.
De wet versterkt de positie van gemeenten en huurders en biedt handvatten voor het maken van afspraken tussen partijen, is de reactie van de G32, het netwerk van 37 (middel)grote steden. Jop Fackeldey, voorzitter van de fysieke pijler van de G32: ‘De lobby vanuit de VNG, de G4, de G32 en individuele gemeenten heeft een duidelijk effect gehad. Wij zijn blij dat minister Blok heeft geluisterd naar de pleidooien die met name de VNG namens alle Nederlandse gemeenten de afgelopen maanden tot hem gericht heeft. Het is voor gemeenten en huurders van groot belang dat zij inzicht krijgen in de vermogenspositie en de investeringscapaciteit van corporaties. Op die manier kunnen die twee partijen nagaan of de ambities die genoemd zijn in de woonvisie van de gemeente haalbaar zijn.’
De Tweede Kamer bracht nog een aantal belangrijke wijzigingen aan op het wetsvoorstel. Veel van de zeventien amendementen van de Kamer zijn het gevolg van de aanbevelingen van de parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties in het recente rapport Ver van huis. Conclusie daarin luidt dat gemeenten meer invloed moeten hebben op de werkzaamheden van woningcorporaties en dat beide partijen verplicht prestatieafspraken moeten maken. Ook is het noodzakelijk dat gemeenten inzicht hebben in de investeringscapaciteit van corporaties.
Net voor verschijning van het eindrapport stuurden de VNG, G4 en G32 een brief aan de Tweede Kamer om ervoor te pleiten de sturing van gemeenten op corporaties beter te regelen in de novelle Woningwet. De novelle bevatte op dat moment nog te veel vrijblijvendheden rondom prestatieafspraken, inzicht in de investeringscapaciteit en de positie van de huurders.
Een van de verbeterpunten die de Kamer aanbracht, is de mogelijkheid die de gemeente krijgt om te toetsen of de leefbaarheidsactiviteiten van een corporatie passen bij de prestatieafspraken. Daarmee wordt ook in de toekomst geborgd dat woningcorporaties actief kunnen blijven op het terrein van leefbaarheid, waarmee het aanzien van wijken op peil blijft. Corporaties kunnen in een samenwerkingsverband met andere corporaties en de gemeente werken aan de leefbaarheid in een wijk, waarbij iedere partij zijn aandeel levert in verhouding tot het eigen bezit en de eigen verantwoordelijkheid. Door de beoordeling van leefbaarheidswerkzaamheden op lokaal niveau te beleggen, wordt maatwerk gecreëerd. Overigens mogen de corporaties zich onder de nieuwe wet nog slechts beperkt bezighouden met de leefbaarheid van buurten.
De herziene Woningwet maakt dat corporaties zich alleen nog bezig mogen houden met het bouwen en beheren van sociale huurwoningen voor mensen met lage en middeninkomens. Alleen wanneer in achterstandswijken of krimpgebieden geen commerciële partijen te vinden zijn om koopwoningen of duurdere huurwoningen te bouwen, mag de corporatie die verantwoordelijkheid op zich nemen. Dat moet dan wel gebeuren via een aparte dochteronderneming.
Bron: VNG Magazine 18/12/2014